top of page

 

Fietsen in tijden van corona (een tussenbalans)

 

En ineens was het daar, ergens begin maart, Covid-19, het klonk als een te kraken code uit een thriller van John le Carré. Het zoemde natuurlijk al een tijdje rond, er was iets aan de hand in China of Verweggistan, maar met de beelden uit Bergamo kwam het pas echt akelig dichtbij. De State of the Union van premier Rutte op 16 maart bezegelde het lot: ook ons land ging op slot. Laten we wel wezen, het overviel ons allemaal. Vooral omdat het allemaal nieuw was, we moesten het nog ervaren wat dit betekende voor ons dagelijks leventje.

​

In deze column beperk ik me tot het perspectief van de fietser. De eerste dagen voelden als een kitten die voor het eerst de wijde wereld instapt, snuffelend, alles betastend wat op je weg komt, de oren gespitst. Natuurlijk was ik het fietsen niet verleerd, dus blijgestemd sloeg ik links- en rechtsaf, en vaak ook rechtdoor. 

 

Ik ervaarde de wereld als surrealistisch. Spookachtig, de stilte, de leegte, ja de mensen hadden de oproep van onze minister president, en in zijn gelid het zorgpersoneel, echt ter harte genomen: blijf thuis! Ook al was dat geen verordening, vandaar dat adjectief intelligent.

 

De stad was uitgestorven,  alsof er een exodus had plaatsgevonden. Het leverde onwerkelijke sensaties op, nauwelijks autoverkeer, schone lucht, enkel het geluid van de voorjaarsvogels. Greep de natuur dan toch weer de macht? De mens een toontje lager.

Na een aantal kilometers was ik er aan gewend, ja, dit voelde goed. Verlost van neurotische kruispunten, voortdurende waakzaamheid, er zou eens een knorrend beest om de hoek tevoorschijn kunnen komen. Dromen op de fiets was weer mogelijk.

 

In die roes fietste in de weken daarop door. Ja, die Corona was zo slecht nog niet. Onthaasting zegevierde, de fietsverkoop nam toe, het rijwiel scoorde als fitness-hulpmiddel om de corona-pondjes af te werpen. Erg grappig al die stelletjes op de racefiets, met gympies, nog geen tijd om de juiste accessoires aan te schaffen.

 

Nu, zeg 3 maanden later, ben ik uit de droom ontwaakt. Het nieuwe normaal is in het verkeer weer het oude normaal. Met één verschil, het OV is de klos. Capaciteit gereduceerd, plus masker-restricties. Om de dagelijkse gang te restaureren zoekt de meerderheid van het woon-werkverkeer zijn toevlucht weer tot die vermaledijde auto. Slik.

Misschien kan de auto zelf wel als virus beschouwd worden. Met een hoge besmettings- of reproductiegraad (R0).

Voor mij is het ook niet moeilijk om de autopopulatie als een wereldwijde pandemie op te vatten. (Zoals er ook zoiets als een wielerbacil bestaat.)

 

De auto wint het zelfs van het vliegen, waar het ‘volprop’-paradigma regeert, alsof er nooit een coronacrisis is geweest. Steeds drukker op de weg, kopt De Gelderlander medio juni. Maar de files blijven weg, klinkt het daarna geruststellend. Mocht de auto nog niet uitgevonden zijn, dan zou hij nu wel op de markt zijn verschenen. Het voertuig is geknipt voor deze tijd van heersende smetvrees. Dat is zuur om vast te stellen. Je zou haast een alternatieve complottheorie veronderstellen. Niet dat laboratorium in Wuhan, maar de autolobby zit er achter. Ik wil ze zelfs complimenteren (met cynisme): geniale uitvinding die auto.

 

Het klopt wat ik vaak hoor van verknochte autobezetters. Je zit lekker in je eigen aura. Je kunt je schoenen uitgooien, niemand last van je zweetvoeten. Je kunt ongegeneerd een scheet laten, of uit je neus peuteren. Muziekje hard aan, en maar meebrullen.

Landen als Spanje, Frankrijk en Duitsland komen nu zelfs met forse steunpakketten om de aangeslagen bedrijfstak te reanimeren. In Spanje kan een koper van een nieuwe auto financiële steun aanvragen, die kan oplopen tot €5500,-, zelfs als die auto op diesel rijdt krijgt de Spanjaard een tegemoetkoming. 

 

Laat ik besluiten met enkele hoopvolle lichtpuntjes, nu de kruitdampen van de corona-crisis toch beginnen op te trekken.

De fietsverkoop sloeg alle records. Fitness en lifestyling, welke reden ook, ik hoop dat het doorzet.

De autoverkoop is gekelderd. In Spanje was er zelfs een fabriek die zich ging toeleggen op de fabricage van mondmaskertjes. Zeer verrassend, dat er een overeenkomende productietechnologie bestaat.

Veel grootsteden gaan hun infrastructuur aanpassen ten faveure van de fiets. Daaronder zelfs Milaan, uit een land waar vele inwoners nog nooit op een fiets hebben gezeten.

Laten we optimistisch blijven.

 

Marc Peeters

Juni 2020

​

​

Verkeersveilig in de buitenlucht


Geef de burger weer wat ruimte, zo is het gevoelen dezer dagen nu het coronavirus wat op zijn retour lijkt. In de buitenlucht vertoeven is zelfs te verkiezen boven thuisblijven om het coronavirus te vermijden, zo melden de deskundigen. Natuurlijk wel met inachtneming van de anderhalve meter afstand. Welke soorten gebruikers zijn er eigenlijk in de openbare ruimte?  Te denken valt aan voetgangers, fietsers en automobilisten.  De automobilist benut van die drie categorieën wel een onevenredig groot deel van die ruimte.  
 
In stilstand heeft een gemiddelde gezinsauto al 25 m2 nodig. En dat meestal in gebieden waar ook fietsers en voetgangers (willen) verblijven.  Met het nieuwe denken is het nodig om autoparkeerstroken voor fietsparkeren in te richten (1 op 5). Hierdoor komt het trottoir vrij voor de voetganger. Pleinen moeten meer ruimte gaan bieden aan terrassen voor het ‘anderhalvemeter-verblijf’.


In beweging is het ruimtegebruik van de auto nog vele malen concurrerender met de andere verkeersdeelnemers. De hogere snelheid van de auto vraagt meer ruimte vanwege de benodigde remweg en de doorstoomlijnen. Ook vanuit verkeersveiligheids-oogpunt vergt de auto meer ruimte. De zich onkwetsbaar wanende gegordelde berijder met ‘airbag’ zit in een automobiel met veel gewicht (de gemiddelde personenauto weegt meer dan een ton), is zwaar bebumperd en stinkt nog bovendien. Wanneer zo’n automobilist de ruimte niet krijgt, dwingt hij/zij dat wel af.

 

Nu is er de kans om voetgangers en fietsers meer ruimte te bieden. Dit gebeurt elders al volop. Vele voorbeelden uit het buitenland stromen de laatste tijd binnen. In Europa gingen steden als Berlijn, Brussel, Boedapest, Milaan en Montpelllier ons voor.
Met (brom/snor)fietsrijstroken op de autoweg, snelheidsbeperkingen tot 20 km/uur, autovrije pleinen of zelfs binnensteden, aangepaste verkeerslichten en opstelstroken en het afstoppen van doorgaand verkeer kunnen nù resultaten worden geboekt.
Het geeft de voetganger en de fietser niet alleen meer ruimte, maar bevordert daarnaast de verkeersveiligheid in hoge mate.  Het is duurzaam en speelt in op een heilzame toekomst.
 
Willem van Middendorp – Elst Gld                                                                                                                                 woensdag 6 mei 2020
 
 

bottom of page